Hoppinpunt Tramterminus 44, Wezembeek-Oppem
{"slide_to_show":"1","slide_to_scroll":"1","autoplay":"true","autoplay_speed":"3000","fade":"false","speed":"300","arrows":"true","dots":"true","loop":"true","nav_slide_column":5,"rtl":"false"}

Hoppinpunt Tramterminus 44, Wezembeek-Oppem

Gert Criel, Evolta

Aan het Hoppinpunt wordt de mobiliteit gemaximaliseerd en de ruimtelijke impact geminimaliseerd. De natuur werkt als bindmiddel in samenwerking met de verschillende stakeholders.

Maximale mobiliteit en complexiteit
Ooit stond de auto symbool voor ultieme vrijheid, maar vandaag voelt het eerder als vastzitten. Vastzitten in de file en beperkt worden door parkeerproblemen. Pendelaars zoeken verwoed naar alternatieven, zoals de fiets en het openbaar vervoer. Zowel de Vlaamse als de Brusselse overheden doen inspanningen om alternatieven voor de auto aan te bieden. De tramterminus op de grens van Tervuren en Wezembeek-Oppem biedt heel wat mogelijkheden. Naast de overstap van auto naar tram, speelt ook de fiets hier een belangrijke rol. Door de uitgebreide capaciteit aan fietsenstallingen kunnen fietsen hier veilig parkeren en overstappen op de hoogfrequente tram 44 naar Brussel. Bovendien wordt ook de fietssnelweg F29 gerealiseerd, van waaruit er niet alleen snel gefietst kan worden naar Brussel, maar ook naar Leuven. Dat geldt trouwens ook voor de bus. Mensen stappen aan het Hoppinpunt over op de bussen van De Lijn, die hen recht naar het centrum van Leuven brengen en zo parkeerproblemen vermijden.

Er zijn veel voorbeelden van infrastructuurprojecten die zo groot en zo complex worden, dat ze nooit het daglicht zien. Ook de complexiteit van het project van het Hoppinpunt op de grens van Tervuren en Wezembeek-Oppem is niet te onderschatten. Zo zijn er niet alleen twee verschillende gemeenten betrokken, maar ook twee gewestelijke overheden. Tram 44 wordt geëxploiteerd door de MIVB, een onderdeel van de Brusselse gewestoverheid.  Aan de kant van de Vlaamse overheid spelen niet alleen De Lijn, maar ook het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, het Departement Ruimte, het Agentschap Onroerend Erfgoed en het Agentschap Natuur en Bos een rol. Lokaal moeten de verschillende belangen van de omwonenden afgestemd worden met die van het Afrikamuseum (het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika).

Natuur als bindmiddel
Toch werd het een vlot vergunningsproces. Het terrein heeft openbaar nut als ruimtelijke bestemming. Oorspronkelijk was de grond van de NMBS en dus gelinkt aan het openbaar vervoer. Voor de bewoners verbeterde de situatie, voorheen lag de parking immers tot tegen de woonkern. Het ontwerp voorzag een brede groenbuffer, waardoor heel wat ongemakken werden weggenomen en het er nu aangenamer wonen is.
De Werkvennootschap wil van bij de start alle adviesverleners van het project betrekken. We hebben ons in de voorstudie niet beperkt tot de mobiliteitsactoren, maar we betrokken van bij de start ook het ANB, Onroerend Erfgoed, het Afrikamuseum, de lokale besturen en de bewoners. Wat zeker geholpen heeft, is dat de projectgrens uitbreidde met de Elisabethlaan en een pleintje. Dat maakte het project ook interessant voor de lokale besturen en de bewoners. Door in het ontwerp ook de oorspronkelijke elementen van de tramhalte te behouden en de fietsenstalling hierin te integreren, kreeg het project ook de steun van het Agentschap Onroerend Erfgoed.

Evolta creëerde een omgeving met veel groen, veel gras en kwalitatieve materialen: borduren in natuursteen, kasseistroken en parkingplaatsen die mooi vergroend zijn. De vleermuisvriendelijke verlichting pasten we aan de natuur in de omgeving aan. Het parkeergebouw zelf laat veel daglicht binnen, waardoor het heel fris aanvoelt. We legden wachtleidingen, zodat het mogelijk wordt om de parking ook veilig uit te baten. De voorzieningen voor camerabewaking en zelfs slagbomen liggen klaar.De goede samenwerking bij het ontwerp en de realisatie trokken we door naar het beheer en het onderhoud van het Hoppinpunt. Het is belangrijk dat het Hoppinpunt aantrekkelijk blijft voor al haar gebruikers. Een sterke samenwerking tussen de lokale besturen en de operatoren van het openbaar vervoer zal een cruciale rol spelen om het overstappunt bekend te maken bij het grote publiek. De plaatselijke signalisatie en herkenbaarheid van het Hoppinpunt moeten aantrekkelijk zijn en een goede communicatie over de overstapmogelijkheden is essentieel. We kijken uit naar halfweg 2025 om het Hoppinpunt op zijn best te zien werken. Dan zullen de trams van lijn 44 opnieuw van Tervuren naar Brussel rijden en kan het Hoppinpunt haar maximale rol spelen.