Ruimte voor diversiteit

Ruimte voor diversiteit

Ruth Soenen, Eva De Bruyn en Dieter Leyssen, 51N4E en Simple Community

De publieke ruimte is de plaats waar de wensen, gebruiken en noden van een onbeperkt aantal gebruikers samenkomen. Een balans hierin vinden is niet evident. Beleidsmakers worden geconfronteerd met een stijgende complexiteit, maar ook met polarisatie en angst voor verandering. Het afstemmen van ruimtelijke ingrepen met de sociale realiteit is daarom essentieel. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het publiek domein een ruimte is voor verschillende gebruikers? Hoe wordt een straat, plein of park een plek waar mensen op verschillende manieren samen kunnen zijn? Om antwoorden op dit soort vragen te formuleren, is het belangrijk die wensen, gebruiken en noden in kaart te brengen. Het integreren van verschillende invalshoeken, zowel vanuit een helikopterperspectief als vanuit de bewoners zelf, is het noodzakelijke startpunt bij het creëren van ruimte voor diversiteit.

Als architecten en antropologe bij respectievelijk 51N4E Acte en Simply Community werkten we samen aan een reeks cases die specifieke aandacht besteedden aan diversiteit en publieke ruimten. Wat volgt is een combinatie van deze invalshoeken tot een facetrijk onderzoek naar ruimte voor diversiteit.

Waarom inzetten op ruimte voor diversiteit?
De uitdagingen van lokale besturen rond de publieke ruimte zijn hoog. Dringende maatschappelijke vraagstukken zoals klimaat, welzijn en mobiliteit weerspiegelen zich in de heraanleg van pleinen, straten en parken. Over al deze thema’s bestaan heel wat standpunten en een groeiende polarisatie. Problemen zoals wateroverlast en droogte vragen naar meer doorlaatbare grond, buffercapaciteit en een strategische keuze rond het al dan niet bouwen. Verschillende woonpraktijken, beweegpatronen en leefgewoonten leiden tot verschillend gebruik van publieke ruimten – soms met conflicten tot gevolg. Besturen moeten voortdurend afwegingen maken. Plaatsen we zitbanken of nemen we ze juist weg, omdat ze overlast bezorgen? Laten we inwoners voor de deur parkeren of een beetje verder van de woning? Is er ruimte voor jongeren en waar moet die dan komen? Moeten ingrepen in de publieke ruimte zich specifiek op een bepaalde buurt richten of op een breder gebied?
Diversiteit in de brede zin van het woord is een bestaande realiteit waar we niet omheen kunnen. Enerzijds verwijzen termen als super- of hyperdiversiteit naar verschillen in herkomst binnen de bevolking. Daarnaast zijn er ook de verschillen in leeftijd, gewoontes of buurtgebruik van mensen uit eenzelfde wijk, gemeente of stad. De omgang met diversiteit is een noodzaak, maar niet altijd een evidentie. Bovendien groeit de segregatie en polarisatie tussen groepen en standpunten. Bij het nadenken over de inrichting van de publieke ruimte is een geïntegreerde aandacht voor diversiteit dus essentieel om tot een gedragen project te komen.

Wat maakt een ruimte geschikt voor diversiteit?
Om te beginnen willen we de verbindende potentie van de publieke ruimte centraal stellen. Daarvoor focussen we op het gebruik van die ruimte, via antropologisch onderzoek naar het interageren van mensen in het publieke domein. In de publieke ruimte ontstaat op dagelijkse basis een samenzijn van erg verschillende menselijke profielen, een specifieke gemeenschapsvorm die niet noodzakelijk gebaseerd is op een collectieve identiteit. Mensen worden hier niet verbonden door een gedeelde visie, religie of morele waarden maar door een heel gewone, alledaagse sociale praktijk. We omschrijven dit als het kleine ontmoeten.[1]

Mensen kunnen op verschillende manieren samen zijn: op basis van herkenbaarheid en homogeniteit, maar ook op basis van ambivalentie en diversiteit.[2]  Waar architectuur voor gemeenschappen vaak focust op herkenbaarheid – samen kunnen zijn met mensen die je van gezicht kent – en homogeniteit – samen kunnen zijn met gelijken – willen we vooral de derde categorie verkennen binnen het ruimtelijk ontwerp: het samenzijn op basis van diversiteit en ambivalentie. Hoe kunnen we een divers publiek plaats geven in de ruimte? Welk comfort is er nodig om gebruik voor iedereen mogelijk te maken? Hoe kunnen we de omgang met diversiteit inschrijven in het ruimtelijk ontwerp? Waar samen? Hoe samen? Maar ook: waar apart en hoe apart? Het kleine ontmoeten in het publieke domein is een dynamisch evenwichtsspel tussen ontmoeten en vermijden, tussen bekend en onbekend, tussen vertrouwdheid en nieuwe avonturen.

Diversiteit in de brede zin van het woord is een bestaande realiteit waar we niet omheen kunnen.

Hoe gaan we te werk?    
Via studies voor de steden Antwerpen, Brugge, Genk en Gent ontwikkelden we een methodologie die ruimtelijk ontwerp en antropologische analyse verweeft. Doel is om te komen tot genuanceerde projectdefinities voor (rand)stedelijke transformaties. Een goed voorbeeld is het het studiewerk op de wijkstructuurschets voor de wijk Moscou-Vogelhoek in Gent. We bevinden ons hier in de stadsrand, een andere context dan de stedelijke. Het vraagstuk rond ruimte en diversiteit komt hier scherper naar voren en een vernieuwing van de publieke ruimte dringt zich op.
Het proces start bij de zoektocht naar mensen en hun verhaal. Via etnografische onderzoeksmethodes schrijven we het verhaal van de buurt. We nemen de tijd om ter plekke aanwezig te zijn en het gewone leven van bewoners te observeren. Typisch voor deze fijnmazige kijk is dat we de buurt niet betreden via de hoofd- maar via de zij-ingang. We luisteren niet enkel naar de usual suspects, zoals voorzitters van verenigingen, coördinatoren van vzw’s, gekende burengroepen, maar ook naar minder zichtbare en niet-georganiseerde bewoners. Het is deze stille meerderheid – die we niet horen via online platforms, participatieworkshops en enquêtes – waar we extra aandacht aan besteden.
De verzamelde gegevens verwerken we nadien via een betekenisanalyse tot een sterk verhaal, een antropologische werkmethode over de buurt en haar diversiteit aan bewonersprofielen. Een sterk verhaal sluit aan bij de onmiddellijke ervaring van mensen, maar omvat ook nieuwe perspectieven om naar andere lokale contexten te kunnen kijken. Wat bewoners vertellen wordt in een sterk verhaal niet zomaar zonder enige transformatie gerepresenteerd, maar wordt volgens een analyse van de betekenis van sociale fenomenen op een nieuwe manier geassembleerd. De nieuwe inzichten uit de sterke verhalen zijn plaatsgebonden, gedetailleerd en fijnmazig, maar – en dit is heel belangrijk – niet-specialistisch.

De tweede stap focust op een ander soort lokale kennis: die van de lokale professional. Ambtenaren in gemeentelijke en stedelijke diensten bezitten heel wat kennis over de buurt, die goed ontsloten dient te worden. Daarnaast wordt er ook een beroep gedaan op externe experten die gespecialiseerd onderzoek uitvoeren in de wijk. We verzamelen zo de kennis over de plek op een thematische manier. We analyseren kaarten over water, bodem, waardevol groen, mobiliteit, voorzieningen en geplande ontwikkelingen. Deze thematische lezing leidt tot het zichtbaar maken van plekken en hun potentie.

In een derde stap combineren we de verschillende werkprincipes in een cartografische weergave. We maakten twee kaarten op: de belevingskaart die inzicht biedt in de algemene (subjectieve) beleving van de wijk door bewoners en de raamwerkkaart, die strategische plekken voor interventies benoemt.

In de volgende stap zetten we het stedelijk interieur centraal. Dit is opnieuw een assemblagemethode, dit keer toegepast op het ruimtelijk vraagstuk. Dit assembleren is iets dat architecten en antropologen gemeenschappelijk hebben in hun werk. Stedelijke interieurs zijn synthesebeelden van toekomstige projecten in de publieke ruimte. In deze beelden komen lessen uit het antropologisch en ruimtelijk onderzoek samen. Eerder dan fotorealistische visualisaties of blauwdrukken voor de ontwikkeling, gaat het hier om een gerichte combinatie van elementen – zoals je bij interieurontwerp doet, maar dan op stedelijke schaal.

Als laatste stap formuleren we aanbevelingen voor concrete realisaties in de publieke ruimte. De doorlopen stappen vormen een basis voor projectdefinities en projecten die rekening houden met het sociaal en ruimtelijk potentieel van de wijk. In afwachting van de (her)aanleg van de onderzochte ruimten, kan er alvast aan de slag worden gegaan. Tijdelijke versies of proefopstellingen van geplande interventies maken de publieke ruimte al op korte termijn beleefbaar. De tijd tussen projectaanbesteding en -uitvoering kan overbrugd worden op een zinvolle manier, met betrokkenheid uit de buurt.

Een sterk verhaal sluit aan bij de onmiddellijke ervaring van mensen, maar omvat ook nieuwe perspectieven om naar andere lokale contexten te kunnen kijken.

Een brief aan lokale besturen
In 2022 werden we met deze aanpak geselecteerd voor het Bouwmeester Label van de Vlaamse Bouwmeester. Dit liet ons toe om de sociaal-ruimtelijke methode die we in verschillende studietrajecten ontwikkelden, te analyseren en te beschrijven. Dit resulteerde in een brief naar lokale besturen die de methode samen brengt met drie sterke verhalen en stedelijke interieurs uit de wijk Moscou Vogelhoek. Deze brief publiceren we in het najaar 2024 en stellen we beschikbaar op de website van de Vlaams Bouwmeester.


[1] Soenen, 2006

[2] Soenen, 2003