Zorg voor onze ruimte is ook zorg voor onze ouderen

Zorg voor onze ruimte is ook zorg voor onze ouderen

Audrey Courbebaisse, UCLouvain

In onze samenleving staan de begrippen ‘senior’ en ‘publieke ruimte’ zo goed als diametraal tegenover elkaar. Senioren staan daarbij voor kwetsbaarheid, fragiliteit, inertie en afhankelijkheid. Het publieke domein, een mannelijke ruimte bij uitstek, wordt vereenzelvigd met actie, productiviteit en economische rentabiliteit, met zelfstandigheid en macht.

[/restrict]

Hoe kunnen die twee polen samensporen, en onder welke voorwaarden? Wat kunnen verouderingsprocessen in al hun specificiteit ons leren over onze verhouding tot de publieke ruimte? Op welke manier beïnvloedt ouderdom onze blik op ruimte in de breedste zin van het woord? Eerder onderzoek wees uit dat de levenssituatie van ouderen enerzijds wordt beïnvloed door hun vroegere ervaringen, door het feit dat ze tot een bepaald sociaal milieu behoren, door ongelijkheden die ze in het verleden hebben ondervonden en die vaak groter worden naarmate de jaren verstrijken, en anderzijds door de kwaliteiten van de omgeving waarin ze leven. Deze omgeving omvat de woning, de onmiddellijke woonomgeving, buurtvoorzieningen en de toegang tot openbaar vervoer. Hoe kunnen we, met dit in het achterhoofd, ervoor zorgen dat onze ruimte ook een ruimte voor senioren wordt of blijft?

Nieuwe publieke ruimten, in functie van onze senioren

Naarmate we ouder worden, verschuiven de grenzen van de intieme en huiselijke ruimte aanzienlijk (Serfaty-Garzon, 2011). Hoe ouder mensen worden, hoe dichter hun ruimtelijke radius bij de eigen woning en het eigen interieur komt te liggen. De zogenaamde ’tussenruimten’ – de hal, het trottoir, de parkeerplaats en het openbare park – bekleden een centrale plaats in het dagelijkse leven van ouderen.

Dat komt omdat die ruimten fungeren als een tussenstop, als sluizen tussen het interieur van de woning en de stedelijke ruimte. Mensen doorkruisen ze te voet, blijven er hangen met een huisdier, zitten er te zonnen. Deze vertrouwde, geruststellende ruimten zijn verlengingen van de woning. Naarmate het sociale bereik krimpt (mensen stoppen met werken, de vriendenkring verkleint, enz.), krijgen deze ruimten een groter belang – iets waar projectontwikkelaars, overheden, vastgoedbeheerders, enz. niet altijd oog voor hebben. Een van de redenen voor deze veronachtzaming is het dubbelzinnige statuut van deze ruimten: die schommelt tussen ’toegankelijk collectief-privaat’, ‘openbaar tengevolge van een teruggave’, ‘privé met een erfdienstbaarheid van doorgang’, enz. We kunnen hier het voorbeeld aanhalen van collectieve eigendommen in publiek toegankelijke parken, waar het onderhoud en het beheer van stadsmeubilair en aanplantingen vaak een probleem blijken.

Anderzijds betekenen deze tussenruimten een symbolische uitbreiding van het impactvermogen van het individu op de wereld. Door hun strategische positie, langs een loopas, onder een raam of balkon, worden bordessen, trappenhuizen, gelijkvloerse verdiepingen en trottoirs potentiële plekken voor toe-eigening, voor het ontwikkelen van creativiteit en ontmoetingen. Achter de tactieken die door bewoners worden gebruikt schuilt vaak een onderhandelen over de controle van de ruimte, over het behoud van privacy en de logica van (mede)toezicht – hetgeen de valkuilen van vereenzaming kan omzeilen (Courbebaisse, 2021). De regels die onze collectiviteit sturen staan normaliter dergelijke uitbreidingen van de private ruimte naar buiten echter niet toe. Hoe kunnen we dan rekening houden met deze veranderende relatie tot de ruimte? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze ruimte het dagelijks leven van ouderen en, in bredere zin, van al diegenen die hun woning niet kunnen verlaten, aangenamer maakt? Dit is een vraag die ons allemaal aanbelangt, zoals onze ervaringen tijdens de COVID-pandemie ons hebben geleerd. Zorg dragen voor tussenruimten, werken aan de symbolische en fysieke ontsluiting van ruimten, lijkt ons daarom een eerste stap in het integratieproces tussen openbare ruimten en ouderen.

Een verschillende tijdsbeleving maakt onze onderlinge afhankelijkheid voelbaar

Niet alleen de ruimtelijke actieradius verandert met de jaren, ook onze relatie met de tijd. Om te beginnen nemen reistijden toe. De 15-minutenstad is niet dezelfde voor een jong, gezond persoon als voor een bejaarde met een wandelstok. Op welk ritme zijn bijvoorbeeld de tijden van verkeerslichten gebaseerd? Of de stoptijd van een buschauffeur aan een halte?

Als we rekening willen houden met de verschillende tijdsbeleving van mensen onderling, moeten we bepaalde behoeften erkennen, zoals onderweg kunnen stoppen en uitrusten. Ook hier is een belangrijke rol weggelegd voor het ontwerp van openbare ruimten. Het plaatsen van banken, beschutte plekken, antislipvloerbedekking, voldoende doorgangsbreedte en het veralgemeend installeren van hellingen en liften in openbare ruimten lijken in dat verband vanzelfsprekend. Dat is nochtans niet het geval.

Tot slot veronderstelt een reflectie over de tijdsbeleving van ouderen ook een erkenning van hun levenservaring, van hun ruimtelijk geheugen en herinneringen aan de stad en haar veranderingen. Welke plaats moet dit geheugen krijgen en hoe kunnen we ervoor zorgen dat het doorgegeven wordt aan volgende generaties? Hoe geven we ouderen de erkenning die ze verdienen, als mensen die evenzeer als wij recht hebben op een plek en een rol in onze samenleving? We kunnen hier veel voorbeelden aanhalen van intergenerationele initiatieven in scholen, verzorgingstehuizen, non-profitorganisaties, enz. Onderzoek heeft voldoende aangetoond hoezeer het gevoel van nuttig te zijn, van te kunnen geven en niet enkel te ontvangen, een levenslijn kan betekenen voor ouderen. Deze wederkerigheid en de daarmee verbonden onderlinge afhankelijkheid vormen de essentie van de zorgtheorieën1 die stellen dat we allemaal op een bepaald moment in ons leven kwetsbaar zijn. Op lange termijn bekeken, zijn we op bepaalde momenten allemaal zorgverstrekkend en op andere zorgbehoevend. Indien we deze wederkerigheid en onderlinge afhankelijkheid erkennen die aan de grondslag van onze samenleving ligt, betekent dat echter ook dat we allemaal samen een verantwoordelijkheid dragen.

Dit impliceert niet alleen een fysieke transformatie, maar ook een symbolische heroriëntatie van onze samenleving zoals we die in haar meest liberale betekenis begrijpen – ‘d.w.z. [niet langer] als een geheel van afzonderlijke individuen, onafhankelijk en vrij om keuzes te maken, maar eerder als een geheel van onderling afhankelijke individuen die in werkelijkheid slechts gedeeltelijk autonoom zijn.’ (Nakano Glenn, 2016).

Meer info
www.uclouvain.be/fr/facultes/loci
www.uclouvain.be/usesandspaces

[/restrict]